Mea Wuisman, orthopedagoge, zet zich als familie-ervaringsdeskundige in voor naasten van mensen met een psychotische kwetsbaarheid. Klik hier voor meer informatie over Mea.
De zoon psychotisch, depotmedicatie en ondanks de medicatie nog steeds waandenkbeelden. Hij woont zelfstandig en heeft een activiteit ontwikkeld, waarin hij zijn hele ziel en zaligheid kan leggen.
Moeder kan niet accepteren dat zijn huis een rotzooi is. Ze gaat poetsen en komt daarbij dingen tegen die voor haar onacceptabel zijn. Gereedschap in de koelkast, de was overal en nergens, ongestreken overhemden. Ze is erg dankbaar als de zoon haar toestaat binnen te komen en als hij toestaat dat ze een overhemd mag strijken.
De hulpverlening, daar is ze niet tevreden over: ze gaan met hem mee in zijn wensen, in zijn niet kunnen. De poetshulp doet niets. Ze gaat zelf wat regelen maar al gauw blijkt dat de zoon dat niet accepteert.
De medicatie is te hoog en dan weer is de medicatie te laag omdat….
Hij moet beschermd kunnen gaan wonen. Hij kan helemaal niet voor zichzelf zorgen….
“10 jaar psychotisch en in de 30 jaar oud. Ik houd van hem en hij van mij, we hebben een goede band, ik begrijp hem helemaal!”
Hij heeft de symptomen van een psychosegevoeligheid: geen overzicht, slechte concentratie, prikkelgevoelig, kleine focus. Geen interesse in de dagelijkse beslommeringen. Wel gelukkig als hij zijn hobby kan uitvoeren.
Ik heb verschillende gesprekken met moeder. Het kost moeite om een beeld te krijgen van wat er gaande is en wat haar irriteert.
Uiteindelijk blijkt dat zij boos en verdrietig is dat haar zoon niet kan leven zoals ze zelf leeft, dat ze boos en verdrietig is dat haar familie haar niet steunt, boos en verdrietig dat de zorg niet met haar wensen (eisen?) meegaat. En als dat niet gebeurt, krijgt de hele ggz ervan langs, niemand deugt, niemand snapt het, alleen zij snapt het!
Moeilijke gesprekken: van de ene kant omdat het bijna onmogelijk is ertussen te komen en van de andere kant, omdat ze zo overtuigd is van haar gelijk. Toch geeft ze aan dankbaar te zijn voor mijn luisterend oor. Maar wat ik doe weet ik eigenlijk niet. Ik hoop haar ééns te kunnen laten zien, dat hij op zijn eigen manier het meest gelukkig is en dat ze beter telkens aan hem kan vragen: “Wat heb je nodig?“ in plaats van: “Lieve zoon je behoort…., doe eens dit en doe niet dat….”