Dorothé van Slooten

  • Dorothé van Slooten: En steeds stroomt de Maas naar zee

    Eric van den Bosch 15-04-2022 148 keer bekeken 0 reacties

    De tijd vliegt. Begin 2020 waren we ons nog nauwelijks bewust van een virus dat COVID-19 heet. Sindsdien is er veel gebeurd. In de wereld en in ons eigen leven. Onze wereld heeft stilgestaan en is tegelijkertijd onherroepelijk veranderd. 

    Het beeld van de rivier, die immer stroomt maar nooit hetzelfde is, is een belangrijke gedachte van de filosoof Heraclitus. Panta Rhei betekent zoveel als alles stroomt, je kunt dus nooit tweemaal in dezelfde rivier stappen, aldus Plato. Ik vind dit een mooie en zeker ook troostrijke gedachte. Het beeld van de Maas komt daarbij bij mij op. Ik heb jarenlang aan de Maas in Maastricht gewoond en een bolder aan de kade was een vaste pleisterplaats. Soms stroomde de rivier rustig, andere keren ging het water flink te keer. We kennen allemaal de beelden van de overstromingen in Zuid-Limburg in de jaren negentig en zelfs vorig jaar nog. Woest stromend water dat alles op haar weg meevoerde, tot caravans aan toe. Buiten de oevers tredend, stukken land wegslaand en alles wat leeft bedekkend met slik, vuil en ander door de rivier meegevoerd spul, om daarna weer terug in de oude stroom te keren. Alsof er niets gebeurd was. 

    Tenminste, zo lijkt dat. Op plaatsen waar de oevers overstroomd waren, steken voorzichtig planten en struikgewassen de kop op. Onzichtbaar eerst, maar na een tijd ziet een geoefend oog de zachte gloed van groen boven de aarde uitkomen, de groei van oude en nieuwe planten, het nestelen van vogels waar ze dit eerder niet deden. Vervolgens ziet zelfs een leek als ik wat het water bracht. Een nieuwe natuur, een nieuwe orde met oude en nieuwe bloei.

    Ook ons leven in tijden van Corona past in dit beeld. Veel is verloren gegaan, veel komt niet meer als zodanig terug, maar overal zien we nieuwe initiatieven, nieuwe hoop opbloeien. De wereld lijkt hetzelfde maar is onherroepelijk veranderd. En zo zijn wij dat ook. Dat is voor mij het beeld van Herstel. Van de wereld, van mij en misschien ook van jou.

    Dit is mijn laatste blog voor het NVP. Ook in mijn leven is met de komst van Corona veel veranderd, en dat betekent dat ik met pijn in mijn hart afscheid neem van Phrenos. Maar ik kijk met heel veel plezier terug op mijn betrokkenheid bij het NVP, op alle initiatieven die wij gezamenlijk hebben ontplooid. Dat maakt me blij en trots. Ik kijk ook met veel vertrouwen vooruit. Het NVP is een sterke en inspirerende club mensen. Geen organisatie of systeem, maar een groep mensen, hulpverleners, cliënten en naasten, die samen een visie en passie delen voor goede ondersteuning van mensen met vroege psychose. Dat stemt mij ontzettend hoopvol. Deze groep mensen werkt keer op keer aan nieuwe bloeiende oevers langs steeds naar zee stromend water. 

    Dank voor alle fijne contacten en samenwerking. Het gaat jullie allen goed!

  • Dorothé van Slooten: Langs de randen van de wereld

    Eric van den Bosch 16-06-2020 173 keer bekeken 0 reacties

    Dorothé van Slooten is gezondheidswetenschapper en als senior stafmedewerker Vroege Psychose en Innovatie verbonden aan Kenniscentrum Phrenos. Zij is tevens ondersteuner van het Netwerk Vroege Psychose. Klik hier voor meer informatie over Dorothé.

    Ik loop langs de randen van de wereld.

    Sinds ik onlangs het bericht kreeg dat ik in quarantaine ‘light’ mag, is mijn wereld groter geworden. Maar helemaal goed voelt het nog niet. Het ziekenhuis houdt de vinger aan de pols en is duidelijk: zolang ik nog steeds (lichte) COVID-19 symptomen heb, ben ik een gevaar voor anderen en moet ik extra afstand houden. Maar, oh heerlijkheid, ik mag wat soepeler worden. Tijdens de rustige uren van de dag mag ik naar buiten en bezoek mag onder bepaalde omstandigheden naar binnen. Ik ben niet langer de prinses in de toren. De deur naar de wereld staat na dik twee maanden weer op een kier!

    Maar eenvoudig is het niet, merk ik. Als er iemand op bezoek komt, ontsmet ik de stoelen waar ze gaan zitten, de deuren, de trapleuning, lichtknopjes, toilet, en wat ik maar kan bedenken dat ze kunnen aanraken. Ik leg ontsmettingsspullen voor hen klaar en lucht de kamer lang en grondig. Ik trek een t-shirt met extra lange mouwen aan, zodat ik nergens met mijn handen aan hoef te komen. Want ik ben er goed van doordrongen: ik ben een gevaar voor anderen.

    En zo voel ik me ook. Buiten loop ik tijdens de weinige rustige uren hier in Amsterdam, mijn rondje. Ik loop langs de randen van de stoep. De mensen komen angstig dichtbij. Mijn mondkapje helpt niet, daar kijkt niemand meer van op. Ontwijken helpt ook niet en levert me bovendien onvriendelijke blikken en opmerkingen op. Zelfs vriendelijk doch beslist (ik wist niet dat ik het kon) om afstand vragen is niet heel effectief. Ik merk dat ik steeds vaker afzie van dat rondje lopen. Ik ben bang anderen te besmetten met iets dat ik als een akelig virus heb leren kennen.

    Tijdens één van de gesprekken met de Coronapoli werd mij gevraagd of ik last van stigmatisering had. Ik vond het een alerte vraag, maar was ook verbaasd. Stigma? Hoezo? Er werd me verteld dat mensen met COVID-19 wel degelijk stigma ervaren, gemeden worden of raar behandeld. Ik herkende het niet. Wel vertelde ik dat ik zelf situaties vermijd uit angst anderen te besmetten. “Ah, interessant, u heeft last van zelfstigma!” was het antwoord, waar ik om moest lachen en dat me ook aan het denken zette.

    Vorige week gooide ik ’s avonds het vuilnis in de bak tegenover mijn huis. Er was niemand op straat. Een buurman sprak mij aan. Hij begon te spreken over de overheid en de medische wereld, die gezamenlijk de samenleving in gevaar brachten. Er werd veel te coulant omgesprongen met de zieken. Mensen zoals ik moesten een grote rode sticker op de deur krijgen, zodat iedereen met een grote boog om ons heen kon. Hij was heel boos.

    Stigma en zelfstigma zijn akelige fenomenen. Stigma zet mensen buiten de groep, aan de rand van de wereld. Daar waar je er makkelijk vanaf kan vallen. Wat ik in deze periode meemaak is niets, het is tijdelijk, weinig ingrijpend en lang niet algemeen. Desondanks heeft het effect op me. En het maakt dat ik nog meer dan voorheen de strijd tegen stigma aan wil gaan.

    Drie weken geleden was het Psychose Awareness Day. Juist door in onze eigen omgeving over psychose te praten, ervaringen te delen en verhalen te liken, willen we bewustwording en kennis over psychose vergroten en stigma verminderen. Stigma is groot. Mensen met psychose ontkomen er bijna niet aan. En dat ligt niet aan hen!

    Stigma is een comorbide probleem, waar we alleen een einde aan kunnen maken door er massaal tegen te strijden. Door kennis, door contact, door begrip en empathie. Laten we daar samen voor staan!

    Doe je mee? Neem dan contact op met Dorothé van Slooten.

  • CORONABLOG Dorothé van Slooten: Stay strong: over leven in een vreemde wereld

    Joyce Huls 06-05-2020 1066 keer bekeken 0 reacties

    Dorothé van Slooten is gezondheidswetenschapper en als senior stafmedewerker Vroege Psychose en Innovatie verbonden aan Kenniscentrum Phrenos. Zij is tevens ondersteuner van het Netwerk Vroege Psychose. Klik hier voor meer informatie over Dorothé.

    Hoe klein de wereld wordt. De deur naar mijn appartement, de boom bij het balkon achter, de stille straat door de ramen, de overbuurman die in de deuropening ligt te zonnen, het geluid van springende kinderen op een trampoline op zolder. De grenzen van het bestaan zijn niet meer en minder dan datgene wat ik om me heen zie en hoor. Kleine alledaagse dingen krijgen een andere betekenis. Worden zelfs betekenisvoller.

    Leven in quarantaine…

    Begin maart werd ik ziek. Longontsteking. Het was nog voor de echte Corona maatregelen, nog voor de wereld stil stond. Ik was erg ziek en antibiotica hielp helaas niet echt. Maar zoals dat gaat als je heel ziek bent: ik vond het prima om gewoon maar te liggen met mijn ogen dicht. De hele dag. De hele week. De hele maand. Ik miste niets. Ik zag de wereld niet meer. En wat ik wel zag, die straat, die buurman, die boom, was me meer dan genoeg: een veilig thuis. Ik had genoeg aan mijn eigen wereld.

    Na drie weken bleek ik Corona te hebben. Thuis blijven in quarantaine was niet langer een persoonlijke wens maar een opdracht. Ik was ineens een gevaar voor anderen. Mijn huis werd mijn kluis.

    Begin april begon het beter te gaan. Ik kon weer denken, de wereld kwam weer binnen. Ik begon weer wat te bewegen. Niet veel, maar voldoende om te merken dat mijn spieren het nog deden, mijn stem nog bestond, mijn brein nog wat kon produceren. Dat was fijn. Bekend. Maar verder was alles vreemd. Ik vond mij terug te midden van een wereld die veranderd was.

    Inmiddels begin ik weer langzaam terug te komen. Niet onder de mensen, want ik ben nog niet symptoomvrij. Maar wel in het leven. De straat door de ramen wordt me te klein, de overbuurman heb ik nu wel gezien, het geluid van springende kinderen brengt onvoldoende vertier. Ik word langzaam beter. Wat een opluchting!

    Ik heb vaak gedacht aan mensen voor wie mijn tijdelijke situatie een structureel gegeven is. Die leven in een vreemde wereld, waarin zij zich niet welkom voelen. Waar ze weinig contacten hebben. Alleen in een niet altijd veilig huis. Die gedachte is pijnlijk, want ik weet nu een klein beetje hoe dat is. En ik ben nog maar 8 weken alleen thuis...

    Dit blog is voor iedereen die zich eenzaam voelt, voor hen die geen mensen om zich heen hebben, voor allen voor wie de wereld vreemd en onveilig voelt. Aan al die mensen wil ik zeggen: Stay strong! Ik denk aan je en stuur je warmte en sterkte toe.

    Laten we dat allemaal doen. Maar niet alleen nu, in Coronatijd. Laten we dat ook op 24 mei doen, als het weer Psychose Awareness Day is. En laten we dat vooral ook blijven doen, ver daar voorbij!

    #psychoseawarenessday

  • Dorothé van Slooten: Hoop en vertrouwen als reddingsboei

    Joyce Huls 03-12-2019 1995 keer bekeken 0 reacties

    Dorothé van Slooten is gezondheidswetenschapper en als senior stafmedewerker Vroege Psychose en Innovatie verbonden aan Kenniscentrum Phrenos. Zij is tevens ondersteuner van het Netwerk Vroege Psychose. Klik hier voor meer informatie over Dorothé.

    Ach, mijn tandarts. Wat word ik toch blij van dat gemorrel aan mijn gebit! Terwijl ik met mijn mond vol tanden in de stoel lig, hoor ik de mooiste thema’s langskomen. En ik hoef er niets op te zeggen, sterker nog, ik kan er niet eens wat op zeggen. Dan wordt luisteren ineens eenvoudiger. En zeker ook intenser. Ik kan het aanbevelen, een bezoek aan mijn tandarts!

    Deze keer had hij het over vertrouwen en hoop. Thema’s waar ik overigens direct positief op aansla, zelfs als ik monddood ben. Ik vind hoop en vertrouwen elementair in het leven. Zonder hoop, maar zeker zonder vertrouwen, is de kwaliteit van ons leven toch een stuk minder. Ik heb het om me heen gezien, maar ik heb het ook aan den lijve ondervonden. Vertrouwen in de ander, maar ook in onszelf, hoe kun je zonder?

    Mijn tandarts stelt stellig van niet. In een eerder blog heb ik al eens over hem en zijn vrouw verteld, hoe zij door elkaar blindelings te vertrouwen de problemen die haar psychoses met zich mee brachten, wisten te overwinnen. Nu vertelt hij over een andere kant van datzelfde vertrouwen.

    Sinds enige tijd houden zij samen lezingen. Zij bespreken beiden een ander onderdeel van hetzelfde thema en vullen elkaar daarbij uitstekend aan. Ieder z’n vakgebied, zo noemde mijn tandarts dat. Aanvankelijk was het een lastige rol voor zijn vrouw. Immers, spreken in het openbaar was niet iets dat in haar rolbeschrijving van patiënt paste, laat staan dat ze er ooit in geoefend had. En weer was het dat blindelingse vertrouwen dat maakte dat ze het aanging en er nu zingeving, zelfwaardering en zelfs plezier aan ontleent.

    Toen ik laatst toevallig een oud-collega tegenkwam, was vertrouwen ook een belangrijk thema. Hij is ervaringsdeskundige en kan boeiend vertellen over het moment dat hij de hoop weer in zich toeliet. Een onbekende had hem tijdens een gesprek op de gesloten afdeling weer hoop gegeven. Door op zijn dromen, op de persoon die hij ooit was en wilde zijn in te gaan, voelde hij zich letterlijk persoonlijk aangesproken. Hij voelde weer dat hij meer was dan zijn ellende. Er was iemand die in hem geloofde.

    Dat is denk ik wat we in de ggz, maar zeker ook daarbuiten, veel meer moeten doen. Hoop houden, vertrouwen geven, nabij zijn. Want laten we eerlijk zijn, als je in de penarie zit, is zelf hoop houden heel moeilijk en soms zelfs ondoenlijk. Dan is hoop en vertrouwen van een ander een onmisbare reddingsboei.

    Mijn tandarts vertelt stralend over zijn vrouw. Ik lig in die stoel en hoop dat zijn blik scherp blijft en hij niet onder invloed van emoties mijn zenuwen raakt. Maar tegelijkertijd kan dat me niets schelen. Ik lig met open mond te stralen. Want dit zijn de hoopvolle verhalen waar ik blij van word.

    Heb jij ze ook?

  • Dorothé van Slooten: Rode teennagels

    30-07-2019 1639 keer bekeken 0 reacties

    Dorothé van Slooten is gezondheidswetenschapper en als senior stafmedewerker Vroege Psychose en Innovatie verbonden aan Kenniscentrum Phrenos. Zij is tevens ondersteuner van het Netwerk Vroege Psychose. Klik hier voor meer informatie over Dorothé.

    Het is mooi weer. We dragen allebei een rokje en hebben rode nagels aan onze voeten. We lachen om die nagels. Niemand die ernaar kijkt maar het staat zo feestelijk. Echt zomers. Ze slaat haar been extra omslachtig over het andere. Geen twijfel mogelijk: op dit zonovergoten terras zit een meid met de zomer in haar bol.

    Ze vertelt over haar werk. Twee dagen per week, niet heel uitdagend werk, maar wel met leuke collega’s. Ze stapt elke werkdag half slapend maar vrolijk uit bed. Vorige week was ze naar haar teamhoofd gestapt vanwege een situatie waar ze niet tevreden mee was. Ze had complimenten gekregen. “En ik dacht dat ze misschien boos zou zijn”, zegt ze besmuikt lachend. Ze springt, ze valt (maar is best goed in weer opstaan geworden), gaat kopje onder (maar meestal niet), maakt grote en als dat nodig is ook kleine slagen. Ze straalt als ze erover vertelt.

    Ik ken haar goed en zie haar regelmatig. Vaak op een terras of bij een kop koffie in een café. Ze heeft moeilijke jaren achter de rug, waarin alles wat ze had opgebouwd volledig instortte, zoals ze het destijds omschreef. Nu ziet ze dat anders: “Het ging niet goed op de manier waarop ik leefde. Maar dat zag ik niet. En toen kreeg ik die psychose. Het was een wake-up call. En het hielp, ik ben wakker geworden…” Ze lacht, maar beiden weten we nog hoe heftig die periode was, hoe ze langs het randje ging en er bijna overheen kieperde. Hoe ze er door hard werken, een warm netwerk en goede steun van hulpverleners na een paar jaar weer bovenop is gekomen. “Als jullie er allemaal niet waren geweest…”, ze maakt haar zin niet af, maar we weten beiden wat ze bedoelt.

    Ze laat een foto zien van de week ervoor. Ze ziet er vrolijk uit, juichend. “Hier heb ik net de therapie afgesloten. Dat was echt zo’n mijlpaal! Bij mijn therapeut hebben we het gevierd, die laatste keer.” Ze had er erg tegenop gezien. Kon ze het wel alleen? Niet meer die tweewekelijkse afspraken, niemand meer die een uur de tijd maakt om de dingen van het leven met haar uit te diepen. Doodeng. Gelukkig hebben ze goede afspraken gemaakt voor het geval dat…

    Ik vraag of ze voldoende mensen in de buurt heeft met wie ze kan praten als dat nodig is. Dat vindt ze moeilijk, zegt ze. “Mensen zeggen vaak dat ik het achter me moet laten, of nog erger: dat ik het ‘een plek moet geven’. Maar het punt is, dit is zo ingrijpend geweest in mijn leven, dat het deel van mij geworden is. Het heeft me gemaakt tot wie ik nu ben. Ik draag het mee. Het is net als wanneer er een geliefde sterft, die laat je toch ook niet achter?” Want zo zag ze zichzelf soms, als een weduwe, in het zwart, in de rouw. Nu, na al die jaren, mag de rouwkleding uit, mag ze weer kleur ontdekken, mag ze weer vieren.

    Dus ja, ze heeft een goede reden om haar rode teennagels te tonen. Ze wil weer gezien worden!

  • Dorothé van Slooten: Hoe maak je een welkome wijk voor iedereen?

    Joyce Huls 30-04-2019 1536 keer bekeken 0 reacties

    Dorothé van Slooten is gezondheidswetenschapper en als senior stafmedewerker Vroege Psychose en Innovatie verbonden aan Kenniscentrum Phrenos. Zij is tevens ondersteuner van het Netwerk Vroege Psychose. Klik hier voor meer informatie over Dorothé.

    Hij was boos. Er was inmiddels zoveel gebeurd dat het niet meer goed voelde. Hij hoefde het niet eens expliciet uit te spreken, uit alles bleek zijn onmacht en frustratie. Hij was boos en ten einde raad.

    Ik sprak hem in verband met het thema ‘Welkome wijk’. Ik zou diverse mensen interviewen en hij was de eerste. Ik hou van dat soort gesprekken. De semigestructureerde vragen geven een inkijkje in hoe mensen denken en voelen. De eigen wijk is bovendien een persoonlijk thema, dus dan kom je als interviewer best dichtbij. Mooie gesprekken, maar niet altijd even makkelijk.

    En dat was dat eerste gesprek zeker niet. Hij zat er echt mee, met de overlast in zijn wijk. Hij vertelde hoe het woonplezier de afgelopen jaren verdwenen was door de aanwezigheid van diverse zorginstellingen binnen een straal van een paar honderd meter. Hij had eerst niet veel tegen die mensen, zo zei hij, maar inmiddels liepen de emoties hoog op: “Al die mensen maken ons als bewoners kwetsbaar!”

    “Ik spreek natuurlijk vanuit mijn eigen straatje, letterlijk maar ook figuurlijk. Ik denk alleen nog vanuit mijn eigen perspectief. Je kunt wel zeggen dat je begrip moet hebben voor de andere kant, maar dat valt niet mee als je straat overspoeld wordt door al die mensen uit de zorginstellingen. De spuiten, de flessen bier, de rotzooi. Alles ligt gewoon voor de deur en mijn kinderen vinden dat. Wie wil dat nou?” Waarna de verhalen elkaar in hoog tempo opvolgden. “Weet je”, eindigde hij: “Wij hebben last van alcoholisten, junks, criminelen, mensen met agressief gedrag, mensen met verward gedrag en wie al niet meer. Zo wil toch niemand wonen!”

    Ik begreep zijn probleem. Volgens de gemeente zijn er inderdaad relatief veel zorginstellingen gevestigd in dat deel van de wijk, variërend van ggz en verslavingszorg tot daklozenopvang. Je zou bijna denken dat daar ooit een rekenfoutje is gemaakt. En hoe professionals en bewoners ook hun best deden, het lukte niet de overlastproblemen op te lossen. Gelukkig bood een groepsapp enig soelaas. Met vlot signaleren en korte lijnen proberen buurtbewoners en professionals mogelijke probleemsituaties snel op te lossen. Dat vond mijn gesprekspartner een hele opluchting, maar: “We zijn er nog lang niet.” Van destigmatisering en een gezamenlijke activiteit wilde hij dan ook niks weten: “Daar heeft de straat na al dat gedoe geen behoefte meer aan.”

    Aan het eind van het gesprek bedankte ik hem. Het bleef even stil en toen zei hij: “Ik ben door mijn emotie wel wat kort door de bocht geweest. Dan scheer ik iedereen over één kam. Ik wil daarom nog even zeggen dat als het om mensen gaat die gerehabiliteerd zijn en terug willen keren in de maatschappij, dat het dan iets anders is. Dat kan wel in onze wijk!”

    Naderhand zat ik een tijd voor me uit te staren en vroeg me af hoe zo’n onmogelijke situatie opgelost kan worden. Iedereen heeft recht op een plaats in de samenleving, buurtbewoners, maar ook mensen die op welke manier dan ook worstelen met het bestaan. Om dat goed te laten verlopen is een sterke visie met bijbehorende keuzes nodig. Dat vraagt moed, inzicht, energie, geld en vooral een lange adem. Maar wat is wijsheid?

    Heb je goede ideeën voor een welkome wijk? Reageer!

  • Dorothé van Slooten: Hoe vertel je dat het niet goed met je gaat?

    12-03-2019 2159 keer bekeken 0 reacties

    Dorothé van Slooten is gezondheidswetenschapper en als senior stafmedewerker Vroege Psychose en Innovatie verbonden aan Kenniscentrum Phrenos. Zij is tevens ondersteuner van het Netwerk Vroege Psychose. Klik hier voor meer informatie over Dorothé.

    We zitten aan tafel. Mijn eten is inmiddels koud geworden. We hebben elkaar zeker anderhalf jaar niet echt meer gesproken. Wel eens een telefoontje, een toevallige ontmoeting tijdens een congres, maar zo’n avond als dit, echt bijpraten, dat was voor het laatst in Maastricht. En daar ben ik al bijna vier jaar weg…

    Als je me vraagt hoe lang ik Bas ken, moet ik rekenen. Ik denk zo’n 10 jaar. We waren bezig met een nieuwe editie van Verfilmde Waan, een filmfestival voor bovenbouw scholieren havo-vwo. Een dag lang doken ervaringsdeskundigen, professionals en onderzoekers met 100 scholieren het filmhuis in en bekeken 3 films over psychose. Dat waren geweldige dagen. Elk jaar werd ik er blij van. Wist ik weer waarom het zo belangrijk is te ijveren voor goede beeldvorming over psychose. En dat dat zinvol is!

    Dat jaar zochten we een nieuwe film. Eén van de vrijwilligers was bevriend met een regisseur die net een film over zijn eigen psychose had gemaakt. Een heftige film, zei hij, maar zijn vriend kon er geweldig over vertellen. Zo kwam ik in contact met Bas Labruyère en begon een fijne en vruchtbare samenwerking. Zijn film ‘Verloren jaren’ en zijn nabespreking werden de spil waar het filmfestival om draaide. “Hij is eigenlijk net als wij”, hoorde ik leerlingen naderhand eens over hem zeggen. Dat zegt iets over de vooroordelen die te overwinnen zijn. Maar het zegt ook iets over de kunst van Bas om het onbegrijpelijke begrijpelijk te maken.

    Nu heeft hij een nieuwe queeste. Het opheffen van het taboe op terugval. Als het zoveel jaren goed met je gaat en ineens slaat het weer toe: de paranoia, de herrie in je hoofd, het isolement. Hoe ga je daar mee om? Hoe kun je anderen (en misschien nog moeilijker: jezelf!) vertellen dat het niet goed met je gaat? Wat moet je dan overwinnen? En hoe vertel je je vrienden over je eindeloze eenzaamheid, je financiële ellende en de daarop volgende dakloosheid? Ga er maar aan staan…

    Die worsteling is Bas sinds twee maanden begonnen en, zo zegt hij, het is echt een zure appel waar hij doorheen moet bijten. Maar wat hij zeker weet, is dat dat door de steun van vrienden en zelfs van mensen die hij eigenlijk niet eens kende, gaat lukken. Zo zijn ze een crowdfunding begonnen om hem aan startkapitaal voor een woning te helpen. Het meest frustrerende vindt hij dat hij een stabiele situatie nodig heeft om in aanmerking te komen voor schuldhulpverlening en woonruimte. Concreet betekent dit een bijstandsuitkering aanvragen en alle ZZP-activiteiten voor de film voorlopig opschorten. Dat komt dan later maar, zegt Bas. Want dàt die film er komt, daar is hij stellig over. Er is een nieuw verhaal te vertellen. Een verhaal dat gehoord moet worden!

    Als ik later op de avond terugkijk, voel ik trots maar tegelijkertijd een lichte beschaamdheid. Trots vanwege de stappen die Bas toch steeds weer durft te zetten. Beschaamd omdat ik niet in de gaten had dat het niet goed met hem ging. Te druk met andere dingen. En ik neem mij voor meer alert te worden, niet alleen naar Bas, maar naar zoveel mensen om me heen. Een soort '30 dagen zonder alcohol', maar dan heel anders. Misschien: 'Een jaar meer aandacht!'?

  • Dorothé van Slooten: Met de focus op angst vergeet je de hoop!

    Joyce Huls 27-11-2018 1516 keer bekeken 0 reacties

    Dorothé van Slooten is gezondheidswetenschapper en als senior stafmedewerker Vroege Psychose en Innovatie verbonden aan Kenniscentrum Phrenos. Zij is tevens ondersteuner van het Netwerk Vroege Psychose. Klik hier voor meer informatie over Dorothé.

    Marseille. Een hele warme dag eind augustus. Ik loop door smalle straatjes op zoek naar een plein dat ik van vorige bezoeken ken. Het moet ergens rechts van de haven zijn en dan naar boven. Ik doorkruis straten vol graffiti en steegjes waar het afval hoog opgestapeld ligt. Ik hou van Marseille. Het leeft, het is volks, het voelt welkom.

    Maar vandaag niet. Nergens vind ik dat plein met die fijne sfeer, nergens die graffiti-trap die er naar toe leidt. Wel veel andere leuke plekken, maar daar loop ik aan voorbij. Ik zie ze niet eens. Ik wil dat ene plein.

    Na anderhalf uur geef ik het op. Ik zak neer voor een café en bestudeer de stadskaart. Dat helpt niet veel, maar geeft wel een gevoel van controle. Ik weet in ieder geval weer waar ik nu ben.

    Naast me ploft een man neer. Ploffen is het juiste woord. Hij puft. Het is warm. Hij ziet er uit alsof hij ook naar het plein op zoek is geweest. Ik knik en mompel iets vaags: “La température, c’est dûr, n’est-ce pas?”, want ik spreek een aardig mondje Frans als ik er heel lang over na kan denken. Hij kijkt me bevreemd aan en zegt: “Sorry? Je ne parle pas français”. Een Hollander, kan niet missen.

    Hij is sinds kort met pensioen, vertelt hij bij de koffie. Altijd als hulpverlener in de ggz gewerkt. Mooi beroep, maar hij mist het niet. Hij geniet van de rust, van de dagen zonder stress. Bovendien heeft hij nu meer tijd voor zijn dochter en dat komt de onderlinge verhouding zeer ten goede. Hij schetst de laatste jaren, waarin zijn dochter een paar psychoses doormaakte. “Ik wist niet hoeveel je als ouder moet verwerken. Noch hoe moeilijk dat is. En dat terwijl ik in mijn werk toch veel met familie deed en hen betrok bij de zorg. Maar ik heb echt een paar jaar nodig gehad om te ontdekken dat ik veel te veel van mijn dochter verwachtte. Of liever: de verkeerde dingen verwachtte. Te normerend was. Ik zat te vast in mijzelf en in mijn eigen ideeën over hoe het moest, en had te weinig oog voor haar, voor haar ervaringen en proces. Achteraf zie ik dat ik te weinig vertrouwen in haar had. Dat is heel confronterend om te ontdekken. Ik zag vooral de dingen die ze niet deed, de dingen die ìk belangrijk vond.”

    Ik herken wat hij zegt. Het valt niet mee om een ander diens eigen keuzes te laten. Eigen fouten te gunnen. ‘Dignity of risk’ is niet alleen voor professionals, maar ook voor naasten een moeilijk thema. De man beaamt dat en vervolgt beschouwend: “Ik hield vast aan de pijn en vergat de hoop. Mijn focus lag op mijn eigen angst.”

    Ik denk aan mijn eigen zoektocht. Vanmorgen nog, naar ‘mijn’ pleintje. Ik zag op elke hoek wat er niet was en ging voorbij aan de goede dingen die ik tegen kwam. En ik besluit dat ik dat niet meer wil. Ik sta op, geef de man bij het afscheid mijn stadskaart en loop met open geest naar de volgende hoek. Laat maar komen, die ervaringen!

  • Dorothé van Slooten: Weg met het taboe op eenzaamheid!

    Joyce Huls 25-09-2018 2025 keer bekeken 0 reacties

    Dorothé van Slooten is gezondheidswetenschapper en als senior stafmedewerker Vroege Psychose en Innovatie verbonden aan Kenniscentrum Phrenos. Zij is tevens ondersteuner van het Netwerk Vroege Psychose. Klik hier voor meer informatie over Dorothé.

    Dit is een blog over eenzaamheid. Niet omdat het zo’n interessant thema is, maar omdat het een urgent thema is. Eenzaamheid treft veel mensen! Mensen met financiële zorgen, mensen met gezondheidsproblemen, mensen met (vroege) psychose, vluchtelingen, ouderen, jongeren en nog zo heel veel andere burgers.

    Om maar eens wat te noemen: recent GGD-onderzoek wijst uit dat 80.000 Amsterdammers ernstig eenzaam zijn. Dat is 13% van de volwassen bevolking van onze hoofdstad. Daarnaast voelt 35% zich in meer of mindere mate eenzaam. Dat is 48% totaal, bijna de helft van alle Amsterdammers! Naar verwachting zal dit in de nabije toekomst alleen nog maar toenemen.

    Nu is het probleem van eenzaamheid in Amsterdam wel wat groter dan elders. Dat ligt aan typisch grootstedelijke factoren als werkeloosheid en anonimiteit, maar ook aan het feit dat er veel eenlingen naar wereldsteden trekken. Denk maar aan studenten, expats en migranten. Die cijfers gelden dus niet zomaar voor de rest van Nederland. Dat neemt niet weg dat we de samenleving snel zien veranderen en onpersoonlijker worden. Mensen voelen zich steeds minder deel uitmaken van een groter geheel, van een stad of een wijk. De rol en betekenis van oude sociale verbanden verminderen. Steeds minder mensen zijn lid van een buurtvereniging of actief in de kerk. Er wordt dan ook gevreesd dat de eenzaamheid ook elders in Nederland zal toenemen. Nu is dat nog 10% voor ernstige en 33% voor matige eenzaamheid. Welbeschouwd is dat eigenlijk niet eens zo heel veel minder dan in Amsterdam…

    Drie jaar geleden ben ik in mijn eentje naar Amsterdam verhuisd. Weliswaar naar de wijk met het laagste eenzaamheidscijfer, maar desondanks: die eerste twee jaar waren moeilijk. Ik kende niemand en het is een immens grote stad. Bovendien zijn er als je ouder wordt steeds minder aanknopingspunten om mensen te ontmoeten. Daar komt bij dat weinig mensen staan te wachten op nieuwelingen, zeker op mijn leeftijd. Als ik in die tijd om me heen keek, vroeg ik me af wie tot die 48% behoorde. Maar eenzaamheid toont zich niet. Terwijl ik lotgenoten wilde zien, mensen die net als ik eenzaam waren…

    Want ja, eenzaamheid trof mij dus ook. Ik was niet altijd en ook niet ernstig eenzaam, maar het trof mij desondanks. Ik hoorde bij die groep.

    Het voelt als een ‘coming out’ te zeggen: “Ik was eenzaam en soms ben ik het nog.” En ik zeg dit niet zomaar. De reden van dit uit de kast komen is dat ik in die tijd heb gemerkt dat mensen liever zwijgen over eenzaamheid. Het is niet hot. Je kunt een meewarige reactie krijgen, onbegrip voelen of zelfs beschouwd worden als een zielig geval. Dat wil toch niemand? Dus zwijgt men over dit thema. Gelukkig merk ik dat mijn eigen openheid veel los heeft gemaakt bij mijn gesprekspartners. Het riep vaak wederzijdsheid op en gesprekken die verder voerden. Alsof we bijna als vanzelf bij een dieperliggende existentiële laag kwamen. Niet alleen bij mensen die zich eenzaam voelden, ook bij mensen voor wie dat niet gold. Je zou bijna zeggen: “Eenzaamheid mag dan niet hot zijn, het gesprek erover is dat wel!”

    Dus ja, ik was eenzaam en soms ben ik dat nog. En ik schaam me er niet voor. Het is deel van het leven, of in ieder geval van mijn leven. En het maakt mij tot een vrouw met een missie: ik wil dat het taboe op eenzaamheid verdwijnt. Dat het bespreekbaar wordt. Dat we er in onze vriendenkring over praten. En dat we er standaard in de GGz over praten.

    Want als 48% van de bevolking eenzaamheid beleeft, kun je zeggen dat het bij het leven hoort. Dus weg met dat taboe!

    (Bron cijfermateriaal: Parool, 24 juni 2017)

  • Dorothé van Slooten: ‘Verhitte’ bijwerkingen

    Joyce Huls 24-07-2018 1481 keer bekeken 0 reacties

    Dorothé van Slooten is gezondheidswetenschapper en als senior stafmedewerker Vroege Psychose en Innovatie verbonden aan Kenniscentrum Phrenos. Zij is tevens ondersteuner van het Netwerk Vroege Psychose. Klik hier voor meer informatie over Dorothé.

    We zitten met z’n allen in een kleine ruimte. Het is warm en met de minuut stijgt de temperatuur. “Hou die ramen dicht!”, is ons op het hart gedrukt door de conciërge. “Anders wordt het hier onhoudbaar!” En dat doen we. We zijn braaf en natuurlijk heel bang voor onhoudbare situaties.

    Ik geef een cursus over MoVIT. MoVIT is een model voor intercollegiale teamuitwisseling. Met behulp van een dynamisch programma delen teams reflecties over hun werk en geven elkaar advies. Het is een erg leuke manier om met collegae van andere organisaties uit te wisselen. Deelnemers zijn erg enthousiast en geïnspireerd, aldus de evaluatie.

    En deze middag zijn ze daarnaast dus ook erg warm. De gevoelstemperatuur stijgt tot ongekende hoogte. Af en toe lassen we een extra pauze in, waarbij iedereen de gang op rent. Ook tijdens de werkvormen vluchten we naar mate de middag vordert meer en meer naar koelere plekken. Die steeds minder te vinden zijn…

    Tijdens mijn vorige baan in Maastricht had ik ooit een kantoor onder het eeuwenoude dak van een pand naast de Sint Servaasbasiliek aan het Vrijthof. Mijn zoontje zei daar destijds opgetogen over: “Gaaf, jij hebt op je werk een kerk in de tuin!” En hij had gelijk: het was een fantastische locatie. Maar in de zomer was het minder fantastisch. Dan werd die zolderkamer een oventje, waarin het onmogelijk toeven was. Onhoudbaar. Ik weet dus wat dat is…

    Tijdens één van die zomers vertelde een vrijwilliger, waarmee ik in het kader van vroege psychose veel samenwerkte, over zijn problemen met warmte. Hij vergeleek zijn persoonlijke warmteregulatie met mijn kantoor. “Elke zomer”, vertelde hij, “als het kwik boven de 24 graden uit komt, trek ik mij noodgedwongen terug in een donkere, gekoelde ruimte omdat mijn lijf de hitte niet kan afvoeren. Dat helpt.” Ik weet inmiddels dat zijn methode niet afdoende is. Twee jaar geleden werd hij opgenomen in het academisch ziekenhuis, waar hij op de intensive care opgelapt moest worden. Toen ik hem daar opzocht, zei hij met een fijn gevoel voor understatement: “Tja, medicatie heeft soms nare bijwerkingen.”

    Tegenwoordig, als ik het warm heb - pakweg bij een graadje of 28-30 of in ‘onhoudbare situaties’ zoals onlangs bij MoVIT -  denk ik aan hem en aan alle andere mensen die last hebben van de bijwerkingen van antipsychotische (en andere) medicatie. En dan zakt mijn gevoelstemperatuur gelijk een graad of 5...

Cookie-instellingen